VARKENSLOKET

Vraag

Binnenkort wordt het kopergehalte in voeder verlaagd. Dat zou/zal een negatief effect hebben op de technische prestaties en darmgezondheid, voornamelijk van biggen. Mag er extra koper in het water bijgedoseerd worden of moet er naar de totale koper-inname gekeken worden (via voeder en eventueel via water)?

Antwoord

De EFSA heeft in haar advies van 13 juli 20161 aanbevolen om het toegestane maximale kopergehalte in het volledige diervoeder voor verschillende doelsoorten te wijzigen. Voor gespeende biggen betekent dit een verlaging van 170 mg/kg naar 25 mg/kg in volledig diervoeder. Voor biggen mag de aanbevolen drastische verlaging tot 25 mg/kg direct na het spenen echter niet in één stap gebeuren om de fysiologische behoeften van de dieren vooral tijdens die gevoelige periode niet in gevaar te brengen, en om andere negatieve gevolgen voor de gezondheid van biggen te vermijden.

In de uitvoeringsverordering (EU) 2018/1039 van 23 juli 2018 is volgende opgenomen voor volledig diervoeder:

  • Zogende en gespeende biggen tot 4 weken na spenen: 150 mg/kg (totaal)
  • Vanaf 5 weken na spenen tot 8 weken na spenen: 100 mg/kg (totaal)
  • Erna blijft dit 25 mg/kg voor de vleesvarkens

Bij het diervoeder wordt er over het algemeen uitgegaan van een vochtgehalte van 12% of m.a.w. een droge stofgehalte van 88%.

Water maakt deel uit van het dagelijkse rantsoen. Als de maximale koper-gehaltes niet zijn ingesloten in het voeder, kan koper via het water worden gesupplementeerd.

Overgangsmaatregelen:

De verordening 2018/10392 is van kracht sedert 13 augustus 2018. Er zijn evenwel enkele overgangsmaatregelen voor premix- en voederproducenten:

  1. De stoffen „koper(II)acetaat-monohydraat”, „koperhydroxidecarbonaat-monohydraat”, „koper(II)chloride-dihydraat”, „koper(II)oxide”, „koper(II)sulfaat-pentahydraat”, „koper(II)chelaat van aminozuren, gehydrateerd” en „koper(II)chelaat van glycinehydraat”, waarvoor bij de Verordeningen (EG) nr. 1334/2003 en (EG) nr. 479/2006 een vergunning is verleend, de koperverbindingen waarvoor bij Verordening (EU) nr. 349/2010 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 269/2012, (EU) nr. 1230/2014 en (EU) 2016/2261 een vergunning is verleend, en voormengsels die deze stoffen bevatten, en die vóór 13 februari 2019 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 13 augustus 2018 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.
     
  2. De voedermiddelen en mengvoeders die de in lid 1 vermelde stoffen bevatten en die vóór 13 augustus 2019 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 13 augustus 2018 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.

Dit antwoord werd door het Varkensloket en de leden van het Praktijkcentrum varkens met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van het antwoord op uw vraag. De gebruiker van dit antwoord ziet af van elke klacht tegen het Varkensloket, de leden van het Praktijkcentrum varkens of zijn medewerkers, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van het gegeven antwoord. In geen geval zal het Varkensloket, het Praktijkcentrum varkens of zijn medewerkers aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van dit antwoord.


[1]EFSA Journal 2016; 14 (8):4563

[2] Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1039 van de commissie
Versie:
1
Onderwerp:
Koper
Datum:
15-07-2019