VARKENSLOKET

Kraamopfokhokken: het overwegen waard?

Speendip

Bij het spenen ervaren de biggen heel veel stressfactoren tegelijk: scheiding van de zeug, verandering van omgeving (plus de verplaatsing zelf), verandering van voeder en van voedersysteem en verandering van groep. Er wordt minder voeder opgenomen terwijl ook het immuunsysteem een dip vertoont doordat de passieve immuniteit (via de zeug) snel daalt terwijl de actieve immuniteit nog moet worden opgebouwd. De darmwand is in minder goede staat waardoor bepaalde ziektekiemen kunnen binnendringen en andere problemen gemakkelijker aanslaan. Groei en weerstand komen onder druk. Om de overgang minder belastend te maken kunnen varkenshouders verschillende maatregelen nemen: bv. vast voeder en/of andere elementen uit de batterij al in de kraamstal introduceren of tomen zoveel mogelijk bijeenhouden. Een andere mogelijkheid is bij het spenen de zeug te verplaatsen en de biggen ter plaatse te houden hetzij beperkt tot enkele dagen in een klassiek kraamhok, hetzij gedurende de volledige opfok in zogenaamde kraamopfokhokken.

Wat?

Een kraamopfokhok is dus een kraamhok waarin de biggen na het spenen blijven zitten tot ze als vleesvarken worden opgezet. Het vervult dus de gecombineerde rol van afwisselend kraamhok en “biggenbatterij” (of beter gespeende biggenafdeling). Hierdoor wordt niet alleen een verplaatsing maar ook een reinigingsbeurt uitgespaard (middelen, water, energie en arbeid). Dergelijke hokken waren ooit meer gebruikelijk en in het kader van het toenemend belang van antibioticareductie werd verwacht dat ze mogelijk een comeback zouden maken. Daarnaast zien we de voorzichtige introductie van de vrijloopkraamhokken waarin de zeugen niet permanent in een kraamkooi verblijven. Wegens de sowieso al grotere oppervlakte en de voorzieningen om de kooi open of weg te klappen lenen dergelijke hokken zich goed om meteen ook als opfokhok gebruikt te worden.

Voordelen

Het gebruik van kraamopfokhokken heeft dus als doel de speendip te verlagen (en daardoor welzijn, gezondheid en groei te bevorderen) en te sparen op arbeid (reinigen en verplaatsen). Tomen worden bovendien niet met elkaar gemengd, wat bijkomende voordelen kan hebben op het vlak van ziekteoverdracht en stress. Er is echter weinig of geen onderzoek waarin deze pluspunten eenduidig worden aangetoond of becijferd. Bovendien maakt de combinatie met vrijloopkraamhokken het moeilijk om voor- of nadelen toe te wijzen aan hetzij het vrijloopaspect hetzij het opfokaspect. Praktijkgetuigenissen vermelden o.a. arbeidsgemak, arbeidsbesparing, een betere gezondheid en lagere uitval, betere voederconversie en extra groei (biggen groeien ca 20 g extra per dag en zijn ½ tot 1 week eerder op gewicht).

Knelpunten

Een kraamhok is al een compromis tussen de noden van de zeug, van de zuigende biggen en van de varkenshouder. Voor een opfokhok komen daar de noden van de gespeende biggen bij. Zo moet de vloer geschikt zijn voor zeugen, zuigende en gespeende biggen. De voederbak waaruit zeugen en biggen moeten kunnen eten moet hetzij een verlaagd eetgedeelte hebben of moet in hoogte verstelbaar zijn (tenzij vloervoedering wordt toegepast). De kooi moet gemakkelijk op te klappen zijn zodat het hok vrij is van obstakels tijdens de bezetting met gespeende biggen. Er zal mogelijk een dubbel voedercircuit en ventilatiesysteem nodig zijn.
Er zijn momenteel geen wettelijke oppervlaktenormen voor een kraamhok. Bij nieuwbouw wordt echter wel aangeraden om –rekening houdend met grotere zeugen en grotere tomen- kraamhokken van 5 m² of zelfs meer te bouwen. Voor vrijloopkraamhokken wordt 6,5 m² als het minimum beschouwd. Voor gespeende biggen is er wel een wettelijke oppervlaktenorm: voor biggen van 20-30 kg is dat minimaal 0,30 m² per dier. Een kraamhok van 5 m² is dus qua oppervlakte geschikt voor 16 gespeende biggen. Wie echter overweegt in het Beter Leven Keurmerk te stappen moet bij 1 ster al rekening houden met gemiddeld 0,40 m² per gespeende big waarvan de vloer ook voor 40% dicht moet zijn. Een kraamhok van 5,4 m² is dan geschikt voor 12 gespeende biggen.
Er zijn momenteel geen ammoniakemissiearme systemen specifiek voor kraamopfokhokken. Zelfs met een luchtwasser wordt het qua vergunningen moeilijk om een zelfde plaats afwisselend als kraamhok en als gespeende biggenhok te laten vergunnen.

Rendabiliteit

Over de rendabiliteit van het kraamopfokhok zijn de meningen verdeeld. Het hok zal wellicht groter uitgevoerd worden dan in het geval van een klassiek kraamhok het geval zou zijn en de kooi moet op te klappen zijn. Hierdoor wordt aan een kraamopfokhok een vrij hoge meerkost toegeschreven. Een vrijloopkraamhok is nog groter en dus vooral daarom nog een stuk duurder. Ten opzichte van een vrijloopkraamhok is de uitvoering van een vrijloopkraamopfokhok echter niet persé duurder. In de KWIN Veehouderij 2018-2019 wordt (voor een bedrijf met 900 aanwezige zeugen) uitgegaan van volgende investeringskosten, inclusief BTW (tabel 1).

Tabel 1 Meerkosten ten opzichte van een standaard kraamhok (KWIN 2018-2019 en eigen berekeningen)

  Oppervlakte (m2) Extra oppervlakte (%) Investeringskost (€/plaats) Meerkost (€/plaats) Meerkost (%)
Standaard kraamopfokhok 5,2 - 3786 - -
Kraamopfokhok 5,4 4 4307 521 14
Vrijloopkraamhok 7 35 4950 1164 31
Gespeende biggenplaats 0,40   207    

Of de extra investering zich loont zal afhangen van bedrijf tot bedrijf en van de aannames die men doet. Als voorbeeld hieronder een mogelijke rekenwijze.

Uitgangspunten zijn: 300 zeugen in een vierwekensysteem (5 groepen van 60 zeugen), 12 gespeende biggen per worp en een worpindex van 2,5. Er is in de standaarduitvoering één kraamafdeling met 60 zeugen en er zijn 1440 biggenplaatsen. Er wordt aangenomen dat behalve de kraamafdeling(en) en de biggenafdelingen de overige afdelingen niet verschillen. Voor de jaarkost (afschrijving, intrest en onderhoud) wordt bv. met 10% van de investering gerekend.

Tabel 2 Hypothetische meerkost

  Standaard Kraamopfokhok
Oppervlakte (m2) 5 5,4
Investering/kraamhok (€) 3200 3500
Investering/gespeende biggenplaats (€) 250 -
Kraam(opfok)hokken (aantal) 60 180
Biggenplaatsen (aantal) 1440 -
Investering kraamzeugen (€) 192000  
Investering biggen (€) 360000  
Investering kraamzeugen + biggen (€) 552000 630000
Meerkost (€)   78000
Meerkost per zeug (€)   260
Jaarlijkse meerkost per zeug (€)   26

Met deze aannames wordt een jaarlijkse meerkost van 26 euro per zeug bekomen, uitsluitend als gevolg van hogere investeringen. Deze berekening is echter zeer gevoelig voor de verhouding tussen de investeringskost voor een kraam(opfokhok) en een biggenplaats. Als we bv. de berekening opnieuw uitvoeren uitgaande van een kost van 200 euro per biggenplaats wordt de meerkost al 50€ per zeug per jaar. Wordt het opfokkraamhok dan nog 100 € duurder wordt de meerkost al 56€. Als we rekenen met de KWIN cijfers dan wordt de meerkost zelfs 83€. Het is vooral de beoogde oppervlakte die bepaalt hoe de investeringskosten zich zullen verhouden.

Het is dus alleen zinvol de berekening uit te voeren op basis van reële en specifiek voor de eigen situatie en op basis van de eigen voorkeuren verzamelde prijzen en verdere aannames te doen die zoveel mogelijk aansluiten bij het eigen bedrijf. 

Het is dus duidelijk dat een kraamopfokhok normaliter een vrij substantiële meerkost met zich meebrengt. Er zijn echter ook potentiële meeropbrengsten. Deze zijn nog moeilijker te becijferen. Hieronder wordt een aanzet gegeven. Voor de arbeidsbesparing kan bv. worden gerekend met 20 minuten arbeidsbesparing per worp aan 20€ per uur. Voor de groei wordt een potentieel vooropgesteld van 20g extra groei per dag. Op 45 dagen en voor 9000 biggen met een uitval van 2%, een opbrengst van 1€/kg, een VC van 2 en een voederkost van 0,35€ per kg levert dit bv. een meeropbrengst op van ca 8€/zeug. Een reinigingsbeurt uitsparen bespaart ca 60l water per worp en dus gerekend aan 20€/m³ ook besparing op mestafzet van 3€. Verder kan ook het voordeel van een iets betere voederconversie, een iets lagere uitval, minder antibiotica, minder water- en energieverbruik enz. worden begroot. Het zal echter duidelijk zijn dat deze aannames gepaard gaan met een zekere mate van onzekerheid en moeilijk te veralgemenen/begroten zijn (vandaar aangeduid als Pro Memorie). 

Tabel 3 Hypothetische meeropbrengsten

  Standaard Kraamopfokhok
Arbeidsbesparing per zeug (€)   15
Betere groei   8
Minder uitval   PM
Betere VC   PM
Mestbesparing   3
Energiebesparing   PM
Waterbesparing   PM
Minder antibioticagebruik   PM
Meeropbrengst per zeug per jaar (€)   +26

 

Conclusie 

Een kraamopfokhok kan vele voordelen bieden. De rendabiliteit hangt in grote mate af van de verhouding tussen de kosten van het referentiekraamhok, van de referentiebiggenplaats en van het kraamopfokhok dat men overweegt. Die kostenverhoudingen zullen vooral afhangen van de afmetingen waarvan men uitgaat. Anderzijds kan een kraamopfokhok ook meeropbrengsten genereren, deze kunnen in bepaalde gevallen de meerkosten compenseren. Vooral als er sprake is van betaalde arbeid en mestverwerking kan de meerkost te verantwoorden zijn. Wie nieuwe kraamhokken overweegt, maakt best een gedegen marktverkenning om de voor hem/haar in aanmerking komende systemen (standaard/vrijloop/kraamopfokhok) met elkaar te vergelijken.

Suzy Van Gansbeke, Departement Landbouw en Visserij