VARKENSLOKET

DEKMANAGEMENT: DE MOTOR VAN JOUW BEDRIJF

Tijdens één van de sessies op de meest recente trefdag van de VarkensAcademie bracht Chantal Deknudt (Voeders Decadt) een gesmaakte bijdrage over het thema zeugendekmanagement. In de verdere tekst wordt deze cruciale periode ingedeeld in (1) de periode vóór spenen, (2) spenen, (3) Interval spenen-insemineren, (4) insemineren en (5) na insemineren.

Vóór spenen

Aangekochte gelten worden gedurende minimaal 6 weken in een goed gereinigde en ontsmette (en van de rest van het bedrijf afgescheiden) quarantainestal ondergebracht. Doel hiervan is na te gaan of aangevoerde dieren besmet zijn met kiemen die op het bedrijf niet aanwezig zijn. Gedurende die 6 weken wordt gekeken of de dieren ziek worden en gebeuren de nodige onderzoeken/testen. Tijdens de quarantaine moet ook de adaptatie plaatsvinden, d.w.z. het aanpassen van de gelten aan de op het bedrijf aanwezige kiemen en omstandigheden. Blootstelling aan kiemen gebeurt hetzij door vaccinatie hetzij door gecontroleerd contact met een reforme zeug of kauwtouwen uit de zeugenstal. Aanpassing aan omstandigheden houdt in dat gelten al in contact komen met bv. voederstations of voederligboxen. Het lichtschema is gelijkaardig aan dat in de dekstal: een dag/nacht ritme en 100 lux lichtsterkte. Contact met een zoekbeer is nodig en deze beer blijft ook in de quarantainestal. Dagelijkse observatie is, zoals bij alle diercategorieën, een must. Hierbij wordt gelet op bronstverschijnselen. Doel is immers om te insemineren bij tweede of derde bronst (idealiter op een leeftijd van 240 à 260 dagen en een gewicht van 160 kg).

Tip: noteer de geobserveerde bronst met een krijtje op de muur. Neem een digitale foto van deze notities als de zeugen naar de dekstal gaan en bewaar deze foto.

Er wordt met altrenogest (bronstsynchronisatie) begonnen op 20 dagen voor de speendag, of in functie van de gewenste worpdatum bij de gelten (eventueel vóór de zeugen). De toediening gebeurt best samen met het voeder, op zo’n manier verstrekt dat de gelt de voederbak in één keer kan leegeten en dit gedurende 18 dagen. Één dag na het stoppen wordt de bronst gestimuleerd en ca 6 dagen later treedt gewoonlijk bronst op. Voor de kwaliteit van de eicellen wordt flushen (een tijdelijk verhoogde voedergift) aanbevolen, bij voorkeur met ofwel bronstvoeder ofwel dracht-of lactatievoeder met een bronst supplement. De te spenen zeugen moeten de juiste conditie hebben, in functie van een vlotte voederopname en fysieke fitheid. Dat wil zeggen een bodyconditiescore van 3 à 4 bij werpen en 3 bij spenen, met maximaal 4 mm verlies aan spekdikte en maximaal 10 à 15% gewichtsverlies tussen werpen en spenen.

Spenen

Spenen

 

In de rest van de tekst wordt telkens uitgegaan van donderdag als speendag. Spenen gebeurt best op een vast tijdstip  zodat drachtresultaten goed kunnen worden geëvalueerd én in de voormiddag zodat de gespeende zeugen nog daglicht en andere positieve stressoren kunnen ervaren, wat de bronst stimuleert. Negatieve stressfactoren zoals voeder- en waterbeperking moeten worden vermeden. Zeugen die in een parkeerruimte worden geplaatst moeten dus vooraf voldoende voeder kunnen opnemen.

 

Interval spenen-insemineren

Interval_1 Interval_2 Vanaf vrijdag en zaterdag (of dag 1 en 2 na spenen) wordt de bronst op verschillende manieren gestimuleerd. Één dag flushen met bronstvoeder of drachtvoeder met een bronst supplement bevordert zowel bronst als eikwaliteit. Dit komt neer op een voedergift van ca 3 à 4 kg(gespreid over 2 voederbeurten) op voorwaarde dat de zeug deze hoeveelheid effectief opneemt. Is dit niet het geval, dan moet de voederbak vrij worden gemaakt van restvoeder en de hoeveelheid worden verlaagd. Beercontact (twee keer per dag) met een actieve (stinkende) beer is de tweede vorm van stimulatie. Zeugen moeten de beer kunnen zien, horen en ruiken. De beer wordt per groep van 5 à 7 zeugen ingezet. Belangrijk is het gedrag van de zeugen te observeren als reactie op de beer. Daarbij wordt op de 4 bronstsymptomen gefocust: (1) rechte oren, (2) stareflex, (3) gezwollen vulva en (4) vaginaal slijm. In principe zijn alle 4 symptomen vereist om met zekerheid van bronst te spreken. Wordt toch op basis van 3 van de 4 symptomen beslist om te insemineren, dan wordt dit best genoteerd, zodat later op basis van eventuele dracht kan geëvalueerd worden of dit een terechte keuze is geweest. Zoniet, dus bij tegenvallende resultaten, moet de bronstherkenning worden bijgestuurd. Extra kenmerken van bronst kunnen zijn: op en neer gaande staart, bijten op de stangen van de box, minder eetlust, grommen en andere vocalisatie.

Tip: evalueer het dekmanagement op basis van de drachtresultaten. Er is geen nood tot aanpassing als deze goed zijn. Zijn de drachtresultaten niet optimaal, herzie het management, en evalueer opnieuw.

zondag

 

Vanaf zondag (of dag 3 na spenen) wordt bronst gestimuleerd zoals op vrijdag en zaterdag, maar de controle op bronst wordt explicieter. Bij interesse voor de beer wordt bv. een stip genoteerd, bij duidelijke bronst wordt de datum genoteerd. Een zeug die de zondagavond bronstig wordt gezien wordt een eerste keer geïnsemineerd op maandagnamiddag om 17u.

 

 

Insemineren

maandag dinsdag

 

Op maandag- en dinsdagvoormiddag wordt bronstcontrole uitgevoerd. Vanaf maandagnamiddag (dag 4 na spenen) om 17u worden de zeugen die zondag of maandagvoormiddag bronstig werden gezien voor de eerste keer geïnsemineerd. Het inseminatiemoment wordt zo gekozen dat zowel ei- als zaadcellen vruchtbaar zijn. Zaadcellen hebben een levensduur van 24 u, eicellen slechts 6 à 8 uur. Het ideaal inseminatiemoment situeert zich dus rond de ovulatie of maximaal 24 uur daarvoor. De procedure bij inseminatie is als volgt:

 

  1. Beer voor de zeug brengen
  2. Sta-reflex checken
  3. Mest wegnemen en vulva reinigen met droog wegwerp papier (1 per zeug)
  4. Glijmiddel (paraffine) aanbrengen op pipet (zonder de opening dicht te smeren)
  5. Sperma voorzichtig verdelen door dosis even te keren
  6. Pipet diep genoeg aanbrengen in een opwaartse beweging (45°)
  7. Dosis ophangen m.b.v. haak/ketting o.i.d.
  8. Sperma laten vloeien zonder te knijpen
  9. Na inseminatie ev. de pipet buigen (beperken van uitvloei) en een aantal minuten laten zitten
  10. Pipet rustig en naar boven gericht verwijderen om uitvloei te beperken

Tip: Draai de dosis sperma voorzichtig om zodat het sperma zich goed verdeelt.

 

Zeugen die de maandagnamiddag bronstig worden gezien (sta-reflex zonder menselijke stimulatie), mogen direct een eerste keer worden geïnsemineerd. Deze zeugen worden best herkenbaar gemerkt zodat de procedure kan geëvalueerd worden.

Op dinsdagnamiddag (13 à 14u) worden de zeugen die zondagavond en maandag bronstig worden gezien voor een tweede keer geïnsemineerd. Zeugen die dinsdagvoormiddag en -avond bronstig zijn worden een eerste keer geïnsemineerd.

woensdag

 

Op woensdagvoormiddag worden de zeugen die dinsdag bronstig werden voor de tweede keer geïnsemineerd. Zeugen die al 2 keer geïnsemineerd zijn en duidelijke bronstsymptomen vertonen kunnen eventueel een derde keer geïnsemineerd worden. Ook deze praktijk moet op basis van drachtresultaten geëvalueerd worden. Zeugen die op woensdag in bronst komen, worden op woensdagavond geïnsemineerd.

 

Bovenstaande procedure is samengevat in onderstaand schema:

Tabel 1 Dekschema (donderdag is speendag)

Zondag

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Dag 3

Dag 4

Dag 5

Dag 6

Dag 7

Dag 8

Avond

VM

17u

VM

14u

17u

10u

17u

10u

17u

10u

17u

m

m

mò

m

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

m

mò

m

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mò

m

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

m

m

mò

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mò

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

m

mò

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mò

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mò

mò

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mò

mò

 

bronstcontrole

m eerste sta-reflex

m sta-reflex

ò eerste inseminatie

ò tweede inseminatie

Na insemineren

Geïnsemineerde zeugen kunnen op 2 momenten worden verplaatst naar de drachtige zeugenafdeling: ofwel tussen 4 en 40 uur na inseminatie, ofwel 4 weken na inseminatie (uiterste wettelijk toegelaten moment). Tussen deze twee momenten wordt verplaatsen afgeraden omwille van hogere risico’s op verwerpen. Bronst- en drachtcontrole op 3 weken kunnen in het tweede geval plaatsvinden in de dekstal.

Kosten

De kost van een verliesdag wordt geschat op 2,5 euro per zeug per dag. Een daling van het aantal verlopers met enkele procenten brengt dan snel jaarlijks een paar duizend euro op. Daarnaast zullen goede drachtresultaten extra arbeidsvreugde met zich meebrengen, wat volgens Chantal Deknudt een onbetaalbaar goed vertegenwoordigt.

Tekst: Suzy Van Gansbeke (Departement Landbouw en Visserij) en Sarah De Smet (Varkensloket)