VARKENSLOKET

PREVENTIETIPS OM STALBRAND TE VOORKOMEN

Tijdens de 4de trefdag van de Varkensacademie (november 2017) legde Jan Lobbens van AG-Insurance de focus op de brandverzekering specifiek voor de landbouw. De presentatie leerde ons dat de nadruk gelegd moet worden op preventie en dat er best voor de start van de nieuwbouw al eens overlegd wordt met de verzekeraar zodat men bepaalde voorzorgsmaatregelen kan nemen om het risico op brand, en bijgevolg de brandverzekeringspremie zo laag mogelijk te houden.

Alvorens er een verzekering afgesloten wordt, voert een inspecteur ter plaatse een risicobeoordeling uit. De inspecteur schat de nieuwbouwwaarde van de gebouwen, bespreekt de te verzekeren inhoud en het levend kapitaal, doet een risico-evaluatie en bepaalt de nodige preventiemaatregelen op het bedrijf. Deze risico-evaluatie bepaalt in grote mate de hoogte van de jaarlijkse premie.

Elektriciteit staat met een aandeel van 65% met stip op 1 als oorzaak van een brand in landbouwgebouwen. Las- en slijpwerken, verlichtingsarmaturen en verwarming in combinatie met brandbare isolatie, ophoping van stalgassen zoals ammoniak en methaan, storm- en hagelschade, en brandstichting vervolledigen de lijst van meest voorkomende oorzaken van brand.

Wat zijn de aandachtspunten?

Elektrische risico’s
Een landbouwbedrijf wordt aanzien als een industriegebouw. Bijgevolg verplicht het KB van 10 maart 1981 een vijfjaarlijkse keuring van de laagspanningsinstallatie van het bedrijfsgedeelte door een erkend extern keuringsorganisme. De hoogspanningsinstallatie moet jaarlijks worden gekeurd.

Een verkeerd ontworpen of slecht onderhouden elektrische installatie is één van de belangrijkste oorzaken van brand in de landbouwsector (Figuur 1). Daarom is een goed onderhouden, gekeurde en stofvrije elektrische installatie van vitaal belang in het voorkomen van elektrische defecten. De zekeringen benoemen kan je kostbare tijd besparen als zich problemen voordoen.

Het stalklimaat en in het bijzonder het ammoniakgehalte in de stal kan het elektriciteitsnetwerk ernstig aantasten en corrosie veroorzaken. Verder is de elektrische installatie onderhevig aan omgevingsfactoren zoals temperatuurverschillen, vocht, stof en knaagdieren, wat de kans op een mankement aanzienlijk verhoogt. Slecht geïsoleerde of beschadigde kabels en stopcontacten kunnen een kortsluiting en zelfs brand tot gevolg hebben. De komende jaren zal de hoeveelheid elektronica in de stal in de vorm van sturingsmechanismen en dergelijke enkel nog toenemen, waardoor het belang van een degelijk onderhouden elektriciteitsnetwerk alleen maar groter wordt.

Vooral in geval van doe-het-zelf werk is er een kans dat de elektrische installatie te zwaar belast wordt. Als de zekeringen te zwaar zijn vergeleken met de geleiders, kan dit zorgen voor het opwarmen en doorbranden van kabels.

Een aandachtspunt bij de verlichting is om deze niet te dicht bij brandbare materialen zoals isolatie te plaatsen daar de geproduceerde stralingswarmte een verhoogd risico op een beginnende brand met zich meebrengt. Ook hier is er de noodzaak om ervoor te zorgen dat de verlichtingsarmaturen afgesloten en stofvrij zijn.

Figuur 1. Zorg voor een goed afgesloten elektriciteitskast die stofvrij is en waarbij de kabels geen gebreken vertonen (Bron: PreventAgri)

Goed-fout

Stalconstructie: compartimentering en keuze isolatiemateriaal maken het verschil
Naast compartimentering binnen éénzelfde gebouw, is ook de afstand tussen verschillende gebouwen op het bedrijf van belang. Volgens bijlage 6 (1 MAART 2009 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen) is de minimale tussenafstand tussen de verschillende gebouwen de hoogte van de hoogste gevel. Bij een eventuele brand kunnen de muren van het ene gebouw niet op een ander gebouw vallen of kan een brand niet overslaan, waardoor het risico beter gespreid is. Vaak wordt een minimale afstand van 10 meter tussen agrarische gebouwen vooropgesteld, maar in de praktijk staan de stallen echter vaak dicht bij elkaar, waardoor een overslaande brand moeilijk te voorkomen is.

Een ander belangrijk aspect is de keuze van isolatiemateriaal. Vaak wordt PUR (polyurethaan) of PIR (Polyisocyanuraat) in combinatie met een aluminiumlaag gebruikt. Bij een brand zorgt reeds een beperkte hitte voor het loskomen van de aluminiumlaag waardoor het isolatieschuim dat zich eronder bevindt zeer snel kan ontbranden. Een snelle verspreiding van de brand via het dak is op dat moment zeer waarschijnlijk, terwijl de brandende druppels isolatie de brand kunnen verderzetten op de grond.

Om een snelle verspreiding van een mogelijke brand te voorkomen, kan isolatiemateriaal gebruikt worden dat brandwerend behandeld is. Een brandbare stof wordt dan zodanig gecoat dat deze moeilijker brandt, zoals bijvoorbeeld PIR-platen waarin glasvezels zijn verwerkt. Een andere mogelijkheid is het gebruik van minerale wol (glas- of steenwol) die van oorsprong reeds onbrandbaar is. Ook dakcompartimentering en het gebruik van sandwichpanelen met een goede classificatie (zie figuur 2) verlagen het risico op de verspreiding van een beginnende brand drastisch.

Figuur 2. Voorbeeld van een classificatie van sandwichpanelen

Voorbeeld classificatie sandwichpanelen

Het sporadisch gebruik van verplaatsbare verwarmingstoestellen is evenzeer een hoge risicofactor voor brand. Ook het gebruik van een warmtelamp (in de kraamstal) is niet zonder gevaar. Een correcte ophanging aan een stevige ketting waarbij het stroomsnoer onbereikbaar is voor de dieren, is van cruciaal belang. De minimale ophanghoogte van de lamp is 60 cm en moet ver genoeg zijn van de dieren en brandbare materialen.

Nog volgens bijlage 6 is het verplicht om de brander met een automatisch blusapparaat in een aparte ruimte te plaatsen, dat afgesloten is door een branddeur. De opslag van brandbare materialen in dezelfde ruimte als de brander is verboden.

Enkele eenvoudig toepasbare preventietips op een rij:

Door enkele kleine aanpassingen te doen, kan het risico op brand al aanzienlijk verkleind worden. Onderstaande maatregelen vragen een minimale investering aan tijd en geld, waardoor ze gemakkelijk toepasbaar zijn:

  • Zorg dat de stal en omgeving goed onderhouden zijn en maak de elektrische installaties en verlichtingsarmaturen regelmatig stofvrij
  • Stockeer geen machines en voer geen slijp en laswerkzaamheden uit waar brandbare materialen zoals hooi of brandstof opgeslagen worden, of waar mestgassen (zoals methaan en ammoniak) zich kunnen ophopen
  • Zorg dat de isolatie van de elektriciteitskabels en verlengsnoeren niet beschadigd wordt door stof, vocht, ammoniak of ongedierte maak hiervoor gebruik van kabelgoten
  • Hou luchtinlaten en ventilatiekanalen vrij om een goede ventilatie te bekomen
  • Gebruik warmeluchtkanonnen niet in de buurt van brandbare materialen
  • Zorg dat de verwarmingsketel in een aparte ruimte staat waar geen brandbare materialen opgeslagen worden
  • Respecteer een algemeen rookverbod in de stal (ophoping van brandbare gassen)
  • Ventileer voldoende bij het leegmaken van de mestkelders

Tekst: Esther Beeckman en Sarah De Smet (Varkensloket), Suzy Van Gansbeke (Departement Landbouw en Visserij)